Het is zaterdagmiddag, rond een uur of drie, als ik aankom in Ulyanovsk. Mijn verwachtingen over deze stad waren, voordat ik vanochtend aan mijn busreis begon, hooggespannen. Maar de afgelopen uren zijn ze behoorlijk getemperd. Een aantal van mijn medepassagiers keek me niet begrijpend aan toen ik ze mijn reisdoel vertelde. ‘Wat heb je daar nou te zoeken’, was nog een milde reactie. ‘Niet doen, niet gaan’, al een stuk helderder. ‘Helemaal niks te doen daar’, liet aan duidelijkheid helemaal niets te wensen over.
Het busstation ademt rust. Logisch, de zon schijnt onbarmhartig en het is er zinderend heet. Onder de parasols van de enige uitspanning zitten mannetjes in de schaduw. Ze drinken allemaal bier, sommigen zelfs uit een 2,5 liter fles. Ik zie het begerig aan en kan de verleiding welhaast niet weerstaan. Maar ik beheers me. Het is te laat voor bier. Of beter gezegd, ik heb er geen tijd voor. Als ik het geboortehuis van Lenin wil zien, moet ik opschieten. En dus rep ik mij, met visioenen over koude biertjes, richting Leninstraat. Over creatieve naamgeving gesproken.
De Leninstraat ademt nog meer rust dan het busstation. Niemand te zien hier. Aan beide kanten staan prachtige houten huizen, dat wel. Alle in uitstekende staat. Bomen zorgen voor wat schaduw. Ik maak er dankbaar gebruik van. Op nummer 31 staat het groen geschilderde huis waarnaar ik op zoek ben. Verrassende kleur, schiet me te binnen. Als ik naar binnen wil, tref ik een gesloten deur. Een ferme bons baat niet. De deur blijft gesloten. Misschien had de dame van dienst in het museum/geboortehuis de stilte op straat ook opgemerkt? En is ze gewoon voor de officiële sluitingstijd vertrokken?
Maar één dichte deur mag de pret niet drukken. Moeder Lenin was, zo wil het verhaal, een nogal ongedurig type, die nooit lang op één plek kon blijven wonen. Er moeten, hier in Ulyanovsk, wel een stuk of zes huizen staan waar Lenin een deel van zijn jeugd heeft doorgebracht. Dus vervolg ik mijn weg. Op zoek naar Lenins jeugd. Ik slenter door het centrum richting de Wolga. Hoe stil en rustig is het overal. Ergens op een pleintje verstoort een bandje de stilte. Russische meezingers, concludeer ik, als ik voorbijloop. Een deel van het publiek zingt althans mee.
Bij het Lenin Memorial Centre, een veel te groot uitgevallen betonnen kolos, aan de oever van de Wolga, staat nog een huis waar Lenin ooit heeft gewoond. Maar ook hier is de deur gesloten. En ook hier helpt een bons op de deur niet. Ik gooi spontaan de handdoek. Die andere huizen kunnen me gestolen worden. Die zijn ook vast al gesloten. Of zal het komen omdat ik een promenade ontwaar waar tal van cafés koude drank en warm voedsel aanbieden? En ik deze verleiding op dit moment simpelweg niet meer kan weerstaan? Ik bestel een lokaal biertje en wat vlees van de barbecue. Ondertussen kijk ik uit over de Wolga, die hier zo breed is dat het wel een zee lijkt, en denk na over Lenin.
Als de avond valt, vervolg ik mijn wandeling. Nog steeds is het stil op straat. Waar zijn toch al die mensen? Per slot van rekening, er wonen bijna een miljoen hier. Aan een van de weinige passanten vraag ik de weg. Hij kijkt me verheugd aan. Een buitenlander! Mijn steenkolenrussisch heeft mij verraden. Hij antwoordt in het Engels dat hij mij persoonlijk de weg zal wijzen. Zijn plannen laat hij voor wat ze zijn. Zijn baboesjka (oma) kan wel even wachten. In plaats hiervan gidst hij me door zijn stad. Vertelt trots over de Wolga, het oorlogsmonument, de schone straten. Staat erop mijn rugzak te dragen en vraagt zich bezorgd af waar ik vannacht zal slapen.
Als ik later, op een eenzaam terras, terugdenk aan vandaag, realiseer ik me dat mijn medepassagiers gelijk hadden. Behalve dichte deuren heb ik niet veel gezien. Behalve een Russische meezinger niet veel gehoord. Maar toch klopt er iets niet. Mijn gevoel vertelt me namelijk een heel ander verhaal. Het niets van Ulyanovsk is de attractie van de stad. Voordat ik hier weg ben, weet ik al dat ik terug zal komen. Gewoon, om nog eens niets te zien.