Olkhon Island

Een droge opsomming van feiten, data en cijfers leert dat het Bajkalmeer niet zomaar een meer is. Feitelijk zijn ze dan ook bepaald niet droog, eerder spectaculair en indrukwekkend. Wat te denken van het feit dat meer dan 20 procent van al het zoetwater op aarde zich in dit meer bevindt; veel meer dan in alle grote meren in de USA en Canada tezamen. Ook is uitgerekend dat het meer zoveel zoetwater bevat dat de gehele wereldbevolking er maar liefst 30 jaar van zou kunnen drinken. Qua oppervlakte, een slordige 31.500 vierkante kilometer, is het ongeveer even groot als België. Lengte? Zo’n 600 kilometer. Breedte? Plusminus 81 kilometer. Maximale diepte? Een fikse 1642 meter. Gemiddelde diepte? Nog steeds zo’n 758 meter.

En over dit immense meer rijd ik nu. Hartje winter is het. Buiten is het een graadje of twintig onder nul. In de minibus is het zeker 45 graden warmer. We maken een excursie rondom Olkhon Island, het grootste eiland in het Bajkalmeer. En dat het ietsje groter is dan Terschelling mag duidelijk zijn: zo’n 70 kilometer van noord naar zuid en ongeveer 8 km van oost naar west.

Eind februari is het Bajkalmeer bedekt met een laag ijs, dik genoeg om een tank te dragen. Spanning dat de minibus, waarin ik zit, door het ijs zal zakken voel ik dan ook niet. Alhoewel, het dient gezegd dat de zoon van de voormalige Oekraïense president Janukovich vorig jaar, tijdens een autorace, onder verdachte omstandigheden in dit meer verdronk. Zijn minibusje zakte wel door het Bajkalijs. Om onduidelijke redenen konden de overige vijf inzittenden gered worden, er wordt hier gezegd dat ze zelfs geen natte voeten gehad zouden hebben. Maar voor de zoon kwam alle hulp te laat. Omdat er voorheen al meerdere mensen uit de entourage van Janukovich op dubieuze wijze waren omgekomen, valt zeker niet uit te sluiten dat dit geen toeval is geweest. Aangezien ik op geen enkele wijze aan Oekraïense politici gelinkt ben, zit ik zorgeloos in de bus.

Af en toe stappen we uit en beginnen we een schuifeltocht over het ijs. Op weg naar een grot waar enorme stalactieten van ijs de ingang versperren. Of we schuifelen naar het noordelijkste puntje van het eiland, voor het beste uitzicht over het noordelijker deel van het Bajkalmeer. Daar waar  geen ijswegen meer zijn, simpelweg omdat er geen – of althans bijna geen – mensen wonen. Slechts vissers wagen zich ten noorden van Olkhon Island. Voor de rest regeert hier de natuur.

In het grootste dorp op het eiland, met 1300 zielen niet bepaald meer dan een gehucht, vind ik een onderkomen voor de nacht. De uitbaatster van het etablissement glimlacht verrukt wanneer ze mijn roestig Russisch hoort. Maar goed ook trouwens dat ik enigszins Russisch spreek, want haar Engels beperkt zich tot een ‘thank you’ en een ‘goodbye’.

Een kop thee, huisgemaakte koekjes en een flink opgestookte houtkachel zijn mijn welkom. Het is er aangenaam warm. Niet snikheet zoals in veel andere Russische huizen, maar prettig. Na de thee krijg ik een rondleiding door het huis. In de woonkamer zie ik een enorme TV waarop Shrek speelt. Moderniteit in Verweggistan. De gids had eerder al verteld dat pas sinds 2005 elektriciteit gemeengoed is op het eiland. Ook vertelde hij dat de bewoners terstond overgingen tot de aanschaf van TV en schotel. Maar een lampje installeren op het toilet lieten ze achterwege en werd afgedaan als volkomen overbodige luxe. Trouwens, het toilet hier is prachtig. Heerlijk verwarmd middels een kachel. Er is zelfs een speciale wifi aangelegd. Alleen, het bevindt zich ergens diep in de tuin op minimaal 50 meter afstand van het warme huis. Dat wordt een avond zonder bier neem ik mezelf stante pede voor. Stel je voor dat ik vannacht een keer of twee de gang naar het toilet moet maken? In het pikkedonker en met minus 20 graden of meer op de teller. No way. En uit het raam piesen, zoals ik vroeger op de koude boerderij nog wel eens deed, is evenmin een optie. Het raam wil namelijk niet open.

Na de thee loop ik door het dorp. Uitgestrekte straten zonder mensen. Ik slenter rond, geniet van de lucht, de zonsondergang, de kleuren, de stilte, de kou, de besneeuwde straten en het uitzicht over het fantastische meer. In de jachthaven liggen een tiental boten. Totaal vastgevroren. Het is wachten op de lente alvorens zij kunnen uitvaren.

Mannetjes rondom een Oazis (een Russische jeep) wenken naar me. Nieuwsgierig loop ik naar ze toe. Het zijn Boerjatiërs, op Mongolen gelijkende Russen, die vooral in de naburige republiek Boerjatië wonen. Ze hebben overduidelijk al flink van de wodka gesnoept. Dit zie ik niet alleen aan hun ogen en gedrag maar ook aan de twee lege flessen wodka die op de motorkap staan. Ze nodigen me uit voor een glaasje en een ritje. Het glaasje accepteer ik. Geen best spul, concludeer ik. Het smaakt in ieder geval belabberd. Maar het ritje weiger ik. Er is weliswaar weinig kans op ongelukken op het ijs. Daarvoor is er te weinig verkeer of andere obstakels. Maar met een dronken Boerjatiër als chauffeur over het Bajkalmeer lijkt me een te slecht plan. Dus loop ik door. Niet veel verderop verstoort een jongeman de stilte met zijn zijspanmotor. Met brullende motor rijdt hij rondjes over het ijs. Telkens een nieuwe passagier verblijdend. Onder hun dikke mutsen en in hun enorme jassen zie ik ze allemaal breeduit glimlachen. Ook hij nodigt mij uit voor een ritje. Maar opnieuw weiger ik. Te weinig kledij om mijn lijf. Ik vrees afgevroren tenen en vingers en zelfs m’n edele delen zouden wel eens ten onder kunnen gaan aan de kou.