Medeo Wonderbaan

Hoog zomer in Almaty en ik denk aan schaatsen. Heel bijzonder! Vooral omdat ik, als het hartje winter is in Nederland, hoe dan ook niet aan schaatsen denk. Vreselijk vind ik dat. Schaatsen. En hier, ver weg in Kazachstan, krijg ik de gedachten hieraan niet uit mijn systeem. Wel realiseer ik me dat dit, wederom, een voorbeeld is dat ook voor mij de jaren voortschrijden. Geen (echte) jongere zal het in zijn of haar hoofd halen Almaty te linken met schaatsen. Immers, Heerenveen, Calgary, Salt Lake City zijn de tegenwoordige schaatshoofdsteden van de wereld. Maar ik ben hier in Almaty en ik denk schaatsen. Sterker nog, een nostalgisch gevoel bekruipt me en de herinneringen uit vervlogen tijden zijn talrijk.

Bus nummer 6 brengt mij vanaf het centrum van de stad naar de Medeo vallei. Een ritje van een half uur waarbij de weg uitsluitend omhoog loopt. Als ik uitstap, merk ik dat het hier aanmerkelijk kouder is dan beneden in de stad. Het voelt alsof het vriest, al lijkt dit me, in augustus, hoogst onwaarschijnlijk. Wel sta ik letterlijk naast de wonderbaan die Medeo heet. Nu begint mijn fantasie echt een loopje met me te nemen. Want bijna zie ik Igor Zhelezovski (ook bekend als Igor de Verschrikkelijke) hier, voor mijn ogen, al zijn tegenstanders verpulveren op de 500 meter. Behalve dan natuurlijk Uwe-Jens Mey omdat die niet verpulverbaar was. Zelfs niet door de verschrikkelijke Igor.

Schaatsen zit er niet in vandaag. Niet alleen omdat het weer het niet toelaat, ook omdat de baan onder constructie is. Overal lopen mannetjes in overalls. Vrachtauto’s met zand rijden af en aan. En van alle kanten hoor ik geklop, geboor, gefrees en getimmer. Met man en macht wordt hier gewerkt. Zoveel is wel duidelijk. En pottenkijkers zijn hierbij niet welkom, lijkt het. De hele wonderbaan is namelijk omgeven door een metershoog hek. Met slechts enkele, door bewakers in de gaten gehouden, openingen voor de vrachtauto’s.

Mijn ambitie één keer in mijn leven als Igor Zhelezovski over Medeo te snellen is echter behoorlijk. Een metershoog hek en bewaakte toegangen kunnen mij, vanzelfsprekend, niet tegengehouden. Per slot van rekening, ik zou het ijs hebben kunnen ruiken, zou het er hebben gelegen. En dus loop ik langzaam maar met zekere tred richting één van de ingangen. Als ik langs de bewakers loop, glimlach ik vriendelijk maar resoluut. Ze zijn aan het eten, zie ik. Dat is niet bepaald een nadeel, zo denk ik nog. Maar alvorens ik uitgedacht ben, staat één der mannetjes al voor mijn neus. Hij maakt me, zonder omwegen, duidelijk dat ik niet verder mag. De entree van Medeo is veertig meter verderop! Nota bene! Maar ik word tegengehouden door een plichtsgetrouwe diender.

Ik glimlach nogmaals en wijs naar de ingang van Medeo. Daarheen wil ik gaan. Hij volgt mijn blik en schudt vervolgens het hoofd. Neen! In roestig Russisch begin ik mijn verhaal over Nederland schaatsland. Over Zhelezovski en Uwe-Jens Mey. Het mag niet baten. Sowieso, het knakkertje is veel te jong om deze sprintkanonnen uit vervlogen tijden te kennen. Bovendien, wat weet een gemiddelde Kazach van schaatsen. Ik vermoed bitter weinig.

Voor de poorten van de Medeo-hemel maak ik rechtsomkeert. De deur gewezen door een Kazachse beveiligingsbeambte. Vandaag zal ik niet in de voetsporen treden van de verschrikkelijke Igor. In plaats daarvan vertrek ik, met de staart tussen de benen, naar omhoog. Want, zo vertelt deze hemelbewaarder, als ik de weg naar boven vervolg, kom ik vanzelf op een plek waar ik Medeo kan zien. ‘Vreemd’, denk ik, ‘is het mogelijk hoger te geraken dan de hemel?’ Ik grimas en vertel hem, niet eens meer in het Russisch, dat dit een wel hele schrale troostprijs is.