Het is, godbetert, nog geen zes uur. En toch sta ik al naast mijn bed. Net gewekt door het woedende geluid van mijn telefoon. Zo vroeg sta ik thuis bij lange na niet op. Maar vandaag, hier in het bruisende Elista dus wel. Ik slurp een oploskoffie naar binnen. Hap terloops wat van het donkere Russische brood. Tijd voor een uitgebreid ontbijt heb ik niet. Voldoende honger evenmin.
Klokslag zes uur hoor ik een harde klop op mijn voordeur. Tegelijkertijd wenst een luide stem mij ‘goedemorgen’. Alsof mijn vroege bezoeker vreest dat ik nog op één oor lig. Iets te enthousiast, zeker voor de tijd van de dag, ruk ik de deur open en heet Kirsan van harte welkom. Ik ken Kirsan eigenlijk niet. Pas gistermiddag ontmoette ik hem voor de allereerste keer. Op het centrale plein. Ik vroeg hem om een sigaret. We raakten in gesprek en binnen tien minuten nodigde hij me uit vandaag samen een excursie te maken. Ik stemde in, zoals duidelijk mag zijn. En dus is hij deze ochtend mijn gids en chauffeur. Dat we zo vroeg vertrekken, heeft natuurlijk een reden. Zeer ruim voor het middaguur, zeg maar rond een uur of tien, is het buiten namelijk al niet meer te harden. Dan is er maar één optie, ergens in de nabijheid te verblijven van een goedwerkende airconditioning.
Zo’n 25 kilometer buiten Elista staat een boom. En naar deze boom zijn wij vanochtend onderweg. Hier in Kalmukkië zijn de meeste bomen zijn van een mini-formaat. Net als de bewoners trouwens. Maar dit exemplaar is groot, sterk, oud en stamt wellicht zelfs af van de beroemde bodhiboom in Bodghaya (voor de minder ingewijden, dit is de boom waaronder de boeddha verlichting bereikte). Meer dan voldoende redenen om deze boom heilig te verklaren. Onderweg zie ik vooral glooiende mini-heuvels en verdord gras. Het mag dan nog maar juni zijn, de Kalmukse zon schijnt al zo onbarmhartig dat het gras en het overige groen de ongelijke strijd allang hebben opgegeven.
Kirsan vertelt honderduit over zijn volk, de gewoontes, de rijke cultuur, zijn koeien en vooral over de geschiedenis. Ik heb geen idee of er een top tien van volkeren en turbulente geschiedenissen bestaat, maar indien wel, dan vind ik dat de Kalmukken hierin een topklassering verdienen. Langgeleden vertrokken ze uit het zuiden van Siberië. Volgens sommigen omdat er een gebrek was aan grazige weiden voor hun enorme kuddes schapen. Volgens anderen omdat zij de dominantie van hun buren, de Mongoolse Dzungar stam, meer dan zat waren. Wat ook de waarheid is, in een gespreid bedje kwamen de Kalmukken bepaald niet terecht.
Allereerst, daar waar sappige graslanden zijn, zijn doorgaans ook mensen en kuddes. Evenzo op de steppes ten westen van de Kaspische Zee en ten noorden van de Kaukasus, de plek waarop de Kalmukken hun oog hadden laten vallen. Na een reis van vele duizenden kilometers waren ze echt te moe om nog langer te zoeken naar maagdelijke weides. Ze hadden nog juist genoeg energie om de Nogai, een Turkssprekend volk, met een fikse dosis geweld naar de Krim te verdrijven. Zo verkregen ze het alleenrecht alhier. Geen irritante en machtswellustige concurrenten en meer dan voldoende voedsel voor mens en dier. Maar helaas voor een ieder die de Kalmukken een warm hart toedraagt, erg lang duurde deze idylle bepaald niet.
Het is wellicht het lot van alle nomaden. Waarheen ze ook gaan, altijd zijn er volkeren die menen recht te hebben op hetzelfde stukje land. Het is om moedeloos van te worden. Helaas voor de Kalmukken, zij moesten wedijveren met het dominante, arrogante tsaristische Rusland. Een ongelijke en kansloze strijd natuurlijk. En zo werden ze, binnen 25 jaar na aankomst, feitelijk opgeslokt door het machtige Russische rijk. Met alle gevolgen van dien.
Zonder de tsaren te kort te willen doen, het is toch Stalin, inderdaad daar is hij weer, die wat betreft agressie en machtsmisbruik, de kroon spant. Terwijl veel Kalmukse mannen in het Rode Leger dienden en hun leven riskeerden om nazi-Duitsland te verslaan, besloot Stalin de achtergeblevenen te deporteren. Omdat hij ze betichtte van verraad en samenzwering met de vijand. Als vee werden ze afgevoerd naar ver weggelegen oorden. Niet, zoals veel andere volkeren, naar één plek maar verspreid over grote delen van Siberië en Centraal-Azië. Pas na de dood van Stalin, twaalf jaar na de deportatie, werd het ze geleidelijk aan weer toegestaan terug te keren.
Langer dan een decennium elders leven, zonder communicatiemiddelen, het mag duidelijk zijn dat dit niet zonder gevolgen is gebleven. Zo spreken tegenwoordig opvallend weinig Kalmukken nog hun eigen taal. Bovendien, terugkeren naar huis was bepaald niet eenvoudig. Want Jozef zou Stalin niet zijn, wanneer hij niet bedacht zou hebben dat de huizen van de gedeporteerde Kalmukken evengoed zouden kunnen worden bewoond door Russen. Geen idee eigenlijk of al die Russen geheel vrijwillig naar hier kwamen. Feit is wel dat ze nooit meer weggingen. Ook niet toen de Kalmukken terugkeerden.
De Kalmukken, bang voor nieuwe problemen, besloten geen heisa te maken over hun verloren bezit. Het zou immers best kunnen dat dit de nieuwe heersers in het verkeerde keelgat zou schieten. Met alle potentiële gevolgen van dien. In plaats van toestanden te creëren, bouwden ze gewoon nieuwe huizen. Niet in de buurt van de Russen maar elders in het land. Aan integratie hadden ze, logischerwijs, weinig behoefte. Bovendien, er was plek genoeg.
En dan komen we aan bij de boom. Inderdaad, een prachtig exemplaar. De stoepa’s rondom, er staan d’r tien in totaal, zijn nog prachtiger. Om elke stoepa loop ik drie rondjes. Onderwijl denk ik louter positief en wens ik iedereen het allerbeste. En dat is nog best hard werken na al die verhalen van daarnet.