Wat zit ik heerlijk gerieflijk in die Toyota Landcruiser. Beenruimte te over, prima airco, Tadzjieks muziekje op de achtergrond en wanneer ik naar buiten kijk, zie ik de buitenwijken van Dushanbe aan mij voorbijglijden. Zelfs de weg is in goede staat. Althans, op dit moment. Maar dat het wilde oosten van Tadzjikistan al meteen buiten Dushanbe begint, wordt mij alras duidelijk. Nauwelijks zijn we de stad uit of de weg verwordt tot een soort van zandpad, her en der opgevuld met restanten asfalt en puntige stenen. Een voortdurende slalom is het gevolg. De chauffeur is een en al concentratie. En niet alleen vanwege de staat van de weg. Vooral omdat hij, zoals ik inmiddels heb begrepen, deze auto pas gisteravond heeft gekocht. En natuurlijk wil hij zijn nieuwe aanwinst ongeschonden aan zijn familieleden in Khorog laten zien.
Na een uurtje of twee stoppen we voor een lunch, al hebben we die eerder vandaag ook al genuttigd. Allemaal, de chauffeur, de bijrijder, mijn twee medepassagiers en ikzelf slurpen haastig een shurpa – soep met wat groente en een vettig stuk vlees – naar binnen. Alsof we haast hebben. En misschien hebben we dat ook wel, want de eindbestemming Khorog is nog steeds een slordige 600 kilometer verderop. En dat betekent nog minimaal 15 uurtjes slalommen.
Gesterkt door de shurpa, maar waarschijnlijker vanwege die 600 kilometers zet de chauffeur er flink de pas in. En dat nu, had hij beter niet kunnen doen. Want snelheid en puntige stenen, ze gaan niet samen. Dat weet toch iedereen? Het wachten op het onvermijdelijke duurt niet lang. Binnen een half uur staan we weer stil. Dit keer met een lekke achterband. En niet zo’n klein beetje lek ook. De band is volledig aan barrels. De chauffeur kijkt beteuterd en teleurgesteld. Alsof hij had verwacht dat Toyota Landcruiser banden niet kapot kunnen gaan. Hoe vervelend ook, een band is eenvoudig te vervangen. Alleen, de wrede Tadzjiekse werkelijkheid leert mij dat deze nieuwe auto is afgeleverd zonder reserveband. Hoe de chauffeur ook zoekt, hij vindt deze nergens. Nu is het mijn beurt beteuterd en teleurgesteld te kijken. Hoe is het in godesnaam mogelijk een reis als deze aan te vangen zonder reserveband? Dat is niet een klein beetje maar heel erg dom.
De bijrijder bedingt een lift naar ergens om twee uur later terug te komen met een band. Helaas, deze past niet. Modelletje Lada of iets dergelijks en te klein voor de Landcruiser. Auto’s, trucks, bussen worden aangehouden, maar niemand heeft een passende band. Aan een van de chauffeurs die richting Dushanbe rijdt, wordt gevraagd aldaar een band te organiseren. Hij krijgt wat somani in zijn hand gedrukt en belooft plechtig dit bij aankomst meteen te regelen. Alleen, Dushanbe is uren rijden. Dat betekent nog minstens vijf uur wachten. Minimaal. En de avond valt al. Er zit dan ook weinig anders op om asiel aan te vragen bij een van de huizen die iets verderop staan. Met ons vijven wandelen we naar het grote en armoedige huis. In Nederland, zo denk ik, lijkt zoiets een kansloze exercitie. Zelfs als er plaats zou zijn in herberg of stal, zou het antwoord vermoedelijk een negatieve zijn. Alleen, we zijn niet in Nederland, we zijn in Tadzjikistan. De heer des huizes opent de deur als antwoord op ons geklop. Hij kijkt niet eens verbaasd en geleidt ons, zonder enige twijfel, naar binnen. Schoenen uit en dan mogen we plaatsnemen in de woonkamer. In een ommezien staat er dampende thee voor onze neus, en niet veel later happen we in brood, vlees, groente, rijst en aardappel. Alsof we vrienden zijn die na een jarenlang verblijf in het buitenland onverwacht op bezoek komen. Alsof ze blij zijn dat ze hun, ongetwijfeld tamelijk beperkte, voedselvoorraad mogen delen met volkomen onbekenden. Ik heb honger maar niet heel veel trek. Ik kan toch niet hun voorraad aardappels en rijst plunderen? Alleen, de heer des huizes gebiedt mij te eten. Schept zelf mijn bord vol. Wijst dat er nog meer vlees is. Weigeren kan niet en mag niet. Ik zal eten tot ik omval.
Maar voordat ik kan omvallen lig ik al in een bed. En als ik zo om me heen kijk, zou het best eens het bed van de gastheer en –vrouw kunnen zijn. Natuurlijk, ik protesteerde en sprak dat ik best op de grond kan slapen. Natuurlijk, ik stribbelde tegen en zei dat ik niet op de beste plek in het huis wil slapen . Maar wederom was ik kansloos. De gastheer glimlachte lichtjes, wees slechts naar het bed en vertrok. Verdere discussie was overbodig. Die lange Nederlander slaapt vannacht in het ouderlijke bed.
Wat een nacht! Geslapen in een Tadzjieks dorp waarvan ik de naam niet eens ken. In een huis waarvan ik de bewoners niet ken. In een bed dat normaliter beslapen wordt door de heer en vrouw des huizes. Ben net gewekt door een stem die iets zei over thee en hoogste tijd. Ik schiet mijn broek aan, een shirtje en schoenen. De kans op een douche alhier lijkt me uitgesloten. Sowieso, ik kan toch niet half naakt door een vreemd Tadzjieks huis lopen?
Eerst maar eens naar het toilet, dat ergens achter in de tuin staat. Niets meer dan een diepe kuil, een houten vlondertje met een mooi rond gat, bedoeld om de behoefte door te mikken, en een krakkemikkig houten huisje. Ik stap voorzichtig naar binnen, mezelf afvragend of die planken wel berekend zijn op mijn 100 kilo. Per slot van rekening, de gemiddelde Tadzjiek zal niet veel meer wegen dan de helft hiervan. De planken kraken inderdaad vervaarlijk. Willen ze me waarschuwen? Ik blijf toch staan, doe wat ik moet doen, knijp halverwege af en haal opgelucht adem wanneer ik weer buiten sta. Volgende keer toch maar tegen een boom, zo neem ik me voor.
Wanneer ik na het ontbijt naar de auto loop, zie ik dat deze nog steeds op drie wielen staat. Vertrekken is voorlopig dus een illusie. Sterker nog, de geruchten gaan dat een lawine de weg tussen Dushanbe en alhier onbegaanbaar heeft gemaakt. Het zou dan ook best kunnen, zo wordt me verteld, dat de komende uren, wie weet zelfs dagen, geen nieuwe band zal worden gevonden. Ik knik begrijpend en vraag me af wat nu te doen. Veel vertier is er zeker en vast niet in dit dorp.